- voix
- voix [vwaa]〈v.〉1 stem 〈ook muziek〉2 stem ⇒ mening, raad3 stem ⇒ stemrecht4 geluid 〈van een dier〉5 〈taalkunde〉vorm♦voorbeelden:1 la voix de la nature • de stem van het bloed〈formeel〉 la voix de l'orgue • de klanken van het orgelvoix de tête • kopstemvoix éteinte • zwakke, toonloze stemavoir la voix fausse, juste • vals, zuiver zingengrosse voix • zware stemavoir de la voix • een goede (zang)stem hebbense casser la voix • zich schor praten, schreeuwencouvrir la voix de qn. • iemand overstemmens'éclaircir la voix • zijn keel schrapenentendre des voix • stemmen horen, hallucinerentravailler sa voix • zijn stem oefenen 〈zang〉à voix basse • zachtjesà voix haute, à haute voix • luid, met luider stemchanter à pleine voix • uit volle borst zingenchanter à deux voix • tweestemmig zingende vive voix • mondelingêtre sans voix • zijn stem kwijt zijn; sprakeloos van verbazing zijn2 la voix publique • de publieke opinie3 avoir voix au chapitre • een stem in het kapittel hebbendonner sa voix à qn. • zijn stem op iemand uitbrengenmettre aux voix • in stemming brengen4 donner de la voix • blaffen 〈jacht〉5 voix active, passive, pronominale • bedrijvende, lijdende, wederkerende vormf1) stem2) mening3) stemrecht4) geluid [dier]
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.